“Het tuinieren zit mij in het bloed. Mijn ouders hadden ook een volkstuin. Ik kom nu al zo’n 60 jaar op dit complex. Wij hebben zelfs de receptie van onze bruiloft hier gehouden. In 1987 hebben wij het stenen huisje dat op deze tuin stond laten vervangen door dit huisje. De binnenkant hebben wij zelf helemaal afgewerkt. Ik zorg er wel voor dat het goed onderhouden blijft, elke twee of drie jaar moet het opnieuw geschilderd worden.
Toen wij nog geen kinderen hadden zaten wij hier van eind april tot eind september. Zo rond Pasen begonnen wij met schoonmaken en op Koninginnedag of 5 mei ‘verhuisden’ we dan. Toen de kinderen op school zaten, waren wij hier zo vaak mogelijk, in ieder geval de weekenden en de vakanties.
Vroeger was hier een hecht verenigingsleven, dat was heel gezellig. Er waren allerlei activiteiten. Voor de kinderen was er een grotere speeltuin en een eigen clubgebouwtje. Ook voor de oudere jeugd was er van alles te doen. Het is wel jammer dat dat er niet meer is. Ik deed ook altijd mee aan de hobbyavonden en het linedansen op countrymuziek. Erg leuk. Maar ja, omdat er te weinig animo is, wordt het te duur, dus nu is het er niet meer. Ja, zo wordt alles een stukje minder en daardoor trek je je ook terug. Gelukkig hebben wij hier op het pad goed contact en is het hier ’s zomers nog steeds gezellig. De overburen overnachten hier ook.
Wat ik wel prettig zou vinden is als de paden en de tuinen beter bijgehouden worden. Dat is toch het eerste aanzicht. Ook voor mensen die hier komen wandelen moet het aantrekkelijk zijn. En de paden moeten goed beloopbaar zijn, ook voor ouderen, en dat is nu zeker niet altijd zo. Maar goed, ik zou mijn tuintje niet graag kwijt willen, je doet hier de deur open en je bent buiten.”
interview: april 2008