Danny Blesing
tuin 132
Door Marga Cooiman
Voor de serie: “Bijzondere huisjes” wandel ik meestal eerst rond en kijk of me iets opvalt aan al die verschillende onderkomens. De laatste tijd vraag ik ook wel bij de lunch op zaterdag wie misschien een bijzonder huisje heeft of een bijzonder verhaal kent over een huisje op de tuin.
Onze buurvrouw Trudy raadde me aan naar Danny Blesing op tuin 132 te gaan en dat bleek een gouden tip toen ik daar een afspraak ging maken. Vanaf het pad leek nr. 136 ook wat op de bloemenzee bij Trudy en dat zei ik ook tegen het hoofd van Danny dat daar boven de balsemienen uitstak. Toen hij hoorde waar het over ging, vertelde hij meteen: “O ja, van Trudy heb ik zaden gekregen en adviezen, heel fijn, want ik wist eerst nog niet veel af van tuinieren. Wat het huisje betreft…van de tuinburen heb ik gehoord dat het huisje is gebouwd met het puin uit de oorlog. Er was in het begin een discussie dat het huisje moest worden afgebroken, omdat het te groot. Maar omdat de tuinder een dienstbode of chauffeur was van de toenmalige burgemeester, kreeg hij het via de gemeente voor elkaar dat het huisje mocht blijven bestaan. Maar of het allemaal waar is, dat weet ik niet hoor. O, maar nu vertel ik alles al voor het interview…”
Om het huisje echt goed te kunnen bekijken, moet ik over een slingerpad door de bloemenzee heen richting een vijgenboom, die het lage witte gebouwtje zo te zien omarmt, net als de weelderige klimop. De vijgen zijn rijp, de kweeperen daar megagroot, alles bloeit en groeit naar hartenlust sinds 1998. In het begin wist Danny niet veel van tuinieren, maar hij deelde indertijd de tuin met een vriend (Ernst) die heel goed kon tuinieren en waar hij veel van leerde. Hij kreeg adviezen, stekjes en zaadjes van veel tuinders hier.
Danny: “Ik heb een groot huisje, de muren zijn van steen. Dat mag nu niet meer volgens de reglementen. De houten kozijnen hebben wel wat onderhoud nodig. Ik heb pas ontdekt dat er vier rotte plekken zijn. Mijn vriend is goed met timmerwerk, hij heeft de plekken gezien en zegt dat hij deze makkelijk kan opknappen. Maar we hebben sinds twee jaar een tweede huis in Renesse, in Zeeland, waar hij druk mee bezig is om op te knappen. Dus veel tijd heeft hij niet.
Ik had in voorheen een rustige baan, bij een bank. Ik zat dan op de stille momenten van alles te bedenken voor de tuin: zonnebloemen hier, courgettes daar… Thuis las ik veel boeken over tuinieren en planten (internet hadden we toen nog niet). Ik had veel zin en tijd om in de tuin te werken. En was nieuwsgierig om alle planten in de praktijk te leren kennen.
Toen ik een tijdje werkeloos werd, had ik zelfs zin om te klussen, wat me anders niet overkomt. Ik besloot het tuinhuisje op te knappen. De lelijke roze tegeltjes op het toilet en keuken heb ik eruit gebikt. Het verlaagde plafond eruit gesloopt. De “balken” en het overgebleven hout verfde ik donkerbruin. Het zijn geen echte, massieve balken, maar allemaal losse plankjes tegen elkaar, zo kun je goed zien dat het hout uit het oorlogspuin is verzameld.
Mijn vriend Kees heeft daarna een hele mooie rode houten vloer gelegd met daaronder isolatie van piepschuimplaten. En hij had het huisje helemaal tip top verder afgewerkt. Helaas kwam er een overstroming (de tuinen stonden eens in de zoveel jaar onder water voordat de VTV een pomp kreeg) En door het piepschuim is de hele vloer omhoog gekomen, het was een ravage. Mijn vriend kon het niet aanzien, dat al zijn werk dat voor niets is geweest en wilde niet meer naar de tuin komen. Ik heb de vloer alleen moeten verwijderen, nu zijn de oude tegels weer zichtbaar.
Het muurtje in de keuken is gesloopt, waardoor er met het achterliggende kamertje een grote ruimte is ontstaan. Waar ik ook mijn gereedschap opberg. Het is een soort keuken annex opbergruimte geworden.
Ik ben zelf wat slordiger, maar Kees heeft het graag schoon en netjes. Als hij hier is dan heeft hij de aandrang om alles gelijk schoon te maken en op te knappen. Maar omdat hij niet zoveel tijd heeft, komt hij hier niet meer zo vaak. Maar hij heeft beloofd om het houtrot aan te pakken.
Er is dus wat houtrot en het vocht trekt op bij de stenen muren, dat is goed te zien. De keukendeur is ook een plek waar snel houtrot ontstaat. Daar is de onderkant al weer aan het rotten.(terwijl de deur niet zo lang geleden is vervangen.) Kees verfde de binnenmuren geregeld wit, omdat de vochtplekken al volgend jaar gelijk
weer te zien zijn. Nu zijn de muren al een tijdje niet meer geverfd.
De twee ruimtes in het tuinhuisje zijn best leeg en minimalistisch ingericht. Als ik bij anderen op de tuin kom, zie ik wel eens dat het daar binnen erg knus gezellig is met allemaal spulletjes. Dat zou ik ook wel willen, maar dat hebben wij hier niet. Maar ik kom hier wel tot rust. Ik heb nu een heel drukke baan en mijn energie gaat daarheen. (Danny is salarisadministrateur bij een zeevaartbedrijf). Ik vind het heerlijk om in de tuin werken, maar daarbij hoort geen stress, het gaat om het genieten. Als een plant wordt opgegeten door een slak, dan is het maar zo”.
Binnen vind ik (Marga) het openzetten van het toiletraam interessant: geen uitzetijzer maar twee driehoekige plaatjes hout aan weerszijden waarbinnen het opengeklapte raam steunt.
We bekijken de buitenkant, waar de achterramen beschermd zijn met hout, ooit neergezet toen jongens de ruiten met stenen hadden bekogeld vanaf de sloot aan de overkant.
Een bijzonder detail, daterend vanaf de oorlog, is het gotische kerkraam. Binnen staat een metalen plaatje met zijn oude tuinnummer 24 tegen het glas. Als op een mini-altaartje.
Danny:’ Deze plek vind ik betoverend, ik ervaar hier vaak een geluksgevoel: ik geniet van de lucht, de donkere boom met zijn schaduwen en dan weer de zonnige stukken en alle natuur die hier is. Dit is een heel bijzondere plek. Toen we hier voor het eerst kwamen, zag het helemaal blauw van de vergeet-mij-nietjes en er stonden een paar appelboompjes te bloeien.
De tuindienst vind ik ook leuk, al is het een verplichting, ik vind het dan heel gezellig. En iedereen is vriendelijk, zo ontmoet je nog eens iemand.
De vereniging wel wat veranderd: vroeger waren ze hier veel strenger en was het ouderwetse tuinieren de norm. Veel tuinders vonden mijn tuin verwaarloosd en vroegen zich af wanneer ik eens wat ging doen vanwege mijn wilde tuin. Dat kreek ik wel vaak horen hoor. Maar gelukkig kreeg ik ook veel complimentjes. Nu is een wildere tuin gelukkig veel meer geaccepteerd.
Mijn werk en de bloemen in de tuin zijn ook ten gunste van de bijen en insecten. De bloemen van de springbalsemienen zijn een FEBO voor ze, misschien niet helemaal goed, maar ze vinden het wel lekker. En daarbij, de insecten zijn gebaat bij een slordige tuin. Door mijn drukke baan en huis in Zeeland ben ik niet meer zo heel veel in de tuin als vroeger. Maar ik zorg dat het pad netjes blijft, zodat de tuin er toch verzorgd uitziend en ik geen onvoldoende krijg met de tuinkeuring.
Tegenwoordig lees ik ook op internet en kom ik tot het besef dat veel onkruid planten juist heel goed zijn voor de insecten. Terwijl ik eerst dacht dat ik het juist eruit moest wieden. Nu waardeer ik steeds meer de paardenbloemen, robertskruid, gele dovenetels, ereprijs. Wat er maar komt aanwaaien, er valt nog een hele wereld te ontdekken. Het is daardoor een nog wildere tuin geworden. Het is een getemde wildernis waar ik van hou. Maar nu is een wilde tuin gelukkig oké, en mag het zogenaamde onkruid ook blijven. Zolang ik het er maar mooi uit vind zien. En als ik moe ben… dan heb ik een heerlijke slaapbank waar ik even in alle stilte een dutje kan doen. Zodat ik daarna weer fit ben om naar de bijen te kijken en te horen zoemen.
Dank je wel Danny, blijf betoverd, gelukkig en relaxed!