Ria brengt verslag uit van de eerste lentedag van het jaar, op 21 februari j.l. Een heerlijk tafereel geïllustreerd met haar eigen foto’s!

21 februari 2025 is eindelijk een warme dag. Het werd ’s middags 18 graden! En dat na weken kou, met ’s nachts lichte tot matige vorst.
Veel mensen, vogels en insecten kwamen uit hun holletjes en deden hun ding.

Aardhommel weer als eerste

Wat insecten betreft, ik zag die dag mijn eerste aardhommel. Ik zag ook een andere hommelsoort, zweefvliegen, honingbijen, citroenvlinder en dagpauwoog.
Heel wat hommels, zweefvliegsoorten en honingbijen vlogen die dag enthousiast op alle nu volop bloeiende sneeuwklokjes en krokussen in mijn tuin en in de Bostuin. Eindelijk eten! Naast nectar, voor hun broodnodige energievoorziening, halen hommels ook stuifmeel voor de opbouw van hun nieuwe volk. Alleen de hommelkoningin heeft overwinterd en gaat eitjes leggen. Dit doet ze ergens op een nestelplekje onder de grond, bijvoorbeeld een oud muizennest of onder een laag blad en naalden. De aardhommel is vrijwel altijd de eerste, ergens in februari.
Er vlogen ook foeragerende insecten, o.a. honingbijen, op de bloemetjes van de winterbloeiende struikkkamperfoelie (Lonicera fragrantissima) in tuin 22 en 24.

Hazelaar en wilg

De hazelaar, die met gele bengelende katjes bloeide, levert eiwitrijk stuifmeel voor veel insecten. De struik biedt geen nectar, omdat er voor de bestuiving geen insecten nodig zijn. Die hoeven dus niet gelokt te worden. Het is een zogenaamde windbestuiver: het stuifmeel waait met de wind mee naar een volgende struik, voor bestuiving en vervolgens bevruchting en vorming van de hazelnoten.
De wilgen leveren met hun mannelijke en vrouwelijke katjes zowel stuifmeel als nectar. Als knotwilgen alle worden geknot, hele rijen in het landschap, is daar dus geen voedsel voor vroege insecten. Daarom is het beter de knotwilgen om en om te knotten. Dit doen wij langs de Wilgenlaan op ons park uiteraard. Vooral voor wilde bijen is dit belangrijk, want zij vliegen vaak slechts korte afstanden, enkele tientallen meters tot hooguit een paar honderd meter. Terwijl honingbijen kilometers ver hun voedsel kunnen halen.

Vroegbloeiende planten belangrijk

Korte tijd na deze soorten komen meer vroege planten in bloei. Zij staan her en der op ons park en in vele van de tuinen. Het zijn o.a. longkruid, blauwe druifjes, hondsdraf, bosaardbei, paardenbloem, boshyacint, judaspenning, diverse dovenetelsoorten en veel fruitbomen. Alle met nectar en stuifmeel.
Een vroege bloei is heel gunstig, zo niet onontbeerlijk, voor de vroege insecten. Hommels, wilde bijen, honingbijen, zweefvliegen en vlinders hebben dit hard nodig en wij hebben hun hard nodig. Ze bestuiven immers een groot deel van onze voedingsgewassen. Maar ook de meeste sierplanten en wilde planten zouden geen zaden of bessen kunnen vormen zonder bestuivers en dus uitsterven. Zonder hen dus minder eten en minder natuur.

Meer over hommels verscheen eerder op onze website, zie hieronder

Tekst: Ria Lenferink
Foto’s: Ria Lenferink