Op onze volkstuin zijn laatst 11 ransuilen gespot die samen in een conifeer zaten. De ransuil is een van de weinige uilen die samenleven met soortgenoten. Na het broedseizoen zoekt de ransuil zijn soortgenoten op. Daarna verplaatsen ze zich naar hun definitieve rustplaats. Dit rusten in bomen noemen we ‘roesten’.
Roestende ransuilen
Vanaf augustus sluiten familiegroepjes van zes tot acht ransuilen zich bij elkaar aan op gemeenschappelijke slaapplaatsen in loofbomen die hun blad nog niet verloren hebben of in naaldbomen. Tussen oktober en maart vindt de echte winterroest plaats. In zo’n definitieve roestplaats kunnen soms wel dertig ransuilen zitten. Omdat ransuilen cryptisch zijn getekend en daarom bijzonder goed zijn gecamoufleerd, is het vaak bijzonder lastig om roestplaatsen te ontdekken. Hun verenkleed is aan de bovenkant rosbruin met een donkere tekening die sterk op boomschors lijkt. Bovendien zijn ze in de winter niet vocaal. Als de ransuil zich al eens laat horen, is het geluid weinig opvallend.
Een goede aanwijzing voor de aanwezigheid van een roestplaats is het groot aantal braakballen onder de roestboom. Een braakbal is een ronde of ovale brok, die voornamelijk bestaat uit de onverteerde resten van dieren, zoals haren, botjes en nagels.
Doorgaans gebruiken ransuilen jaar na jaar dezelfde bomen als roestplaats. Naast een plaats om te slapen, zijn roestbomen ook ideaal om een partner te vinden. Vanaf januari worden op de roestplaatsen namelijk de eerste contacten gelegd tussen mannetjes en vrouwtjes.
Als het voorjaar aanbreekt
Broeden doet de ransuil in verlaten nesten van roofvogels, kraaien en eksters. De ransuil broedt bij voorkeur in naaldbomen, die bieden hem de beste dekking. Soms doen ze dit ook in houtwallen, boomgroepen, hagen, in solitaire bomen en incidenteel op de grond. Met het voorjaar in aantocht bereidt de ransuil zich op het broedseizoen voor. Ze verlaten dan de roestplek om hun broedterritorium te vestigen. De broedplaatsen van ransuilen zijn vaak dichtbij de roestplaatsen.
In de maanden maart en april houden man en vrouw ransuil baltsvluchten in het nieuwe territorium. Ze vliegen dan naast elkaar of zelfs met hun klauwen in elkaar gehaakt. Daarna buitelen ze samen omlaag.
De broedperiode
In het nest legt het vrouwtje gemiddeld drie tot vijf eieren in de maanden maart tot half april. In voedselrijke jaren met veel veldmuizen kan dit wel tot 8 eieren bedragen, in voedselarme jaren is er vaak geen broedsel. Er is één legsel per jaar. De eieren worden bebroed vanaf het eerste ei. Na vier weken kippen de jongen en klimmen ze in de naburige boomkruinen. Bij het uilskuiken zijn na enkele dagen de oortjes al zichtbaar. Na 5 weken zijn ze vliegvlug, wat betekent dat de uilskuikens kunnen vliegen. Kenmerkend is de bedelroep van de jongen: een rauwe, klagende fluittoon, die soms ook overdag te horen is.
Ransuilen zijn veelal verscheidene jaren trouw aan een nestomgeving, maar niet per se aan hetzelfde nest. Het kan zijn dat een vorig gebruikt kraaiennest in verval is geraakt. Jonge ransuilen zwermen bij zelfstandigheid uit en kunnen honderden kilometers ver wegtrekken. Ransuilen vanuit Noordoost-Europa trekken ’s winters zuidwaarts.
Het menu
Net als de meeste uilen is de ransuil actief in het donker. Hij jaagt voornamelijk in de vlucht. Op het menu van de ransuil staan vooral veldmuizen, woelmuizen en andere echte muizen. Bijschaarste of in strenge winters schakelen ze vlot over op kleine vogels en ratten. De braakbal van de ransuil is een onschatbare bron van informatie over het menu van de uil. Bovendien zijn ze een ideaal hulpmiddel om de verspreiding van diverse muizensoorten in kaart te brengen.
Op de Rode lijst
De ransuil (Asio otus) staat op de Rode lijst van Nederlandse broedvogels als ‘kwetsbaar’.
Doordat lokaal de aantallen zwarte kraaien en eksters afnam, werd ook de nestgelegenheid voor de ransuil schaars. Waar geschikt leefgebied voor ransuilen aanwezig is en nestgelegenheid ontbreekt, kunnen kunstnesten worden aangeboden in de vorm van een open nest gemaakt van gevlochten wilgentenen of andere takken. Eendenkorven kunnen ook dienst doen.
Tot slot een weetje: de ransuil dankt zijn naam aan de gelijkenis met een ‘ranse’, Middelnederlands voor ‘muts met een kap die in plooien afhing’.
Hennie van Elderen
Bronnen:
https://www.naturetoday.com/nl/nl/nature-reports/message/?msg=20078
https://www.vogelbescherming.nl/ontdek-vogels/kennis-over-vogels/vogelgids/vogel/ransuil
https://nl.wikipedia.org/wiki/Ransuil